In de afgelopen periode is het aantal gevallen van COVID-19 aanzienlijk toegenomen, wat vraagt om verhoogde waakzaamheid. Het RIVM constateert deze stijgende cijfers door de hoeveelheid virusdeeltjes in rioolwater te testen. Minister Ernst Kuipers van Volksgezondheid benadrukte de alarmerende situatie, waarbij hij aangaf dat het aantal besmettingen aanzienlijk hoog is en dat er waarschijnlijk vele honderdduizenden mensen besmet zijn met het coronavirus.
Huisarts Lydia Voorkamp legt uit dat deze tijd van het jaar doorgaans gepaard gaat met een toename van verschillende virussen, waaronder de gewone griep, buikgriep (norovirus), het RS-virus en ook het coronavirus. De Pirola-variant is de nieuwste mutatie van het coronavirus, waarvan de symptomen niet significant verschillen van de klassieke COVID-19 symptomen. Echter, er is enig onderzoek dat aangeeft dat Pirola mogelijk meer oogletsel, gezichtsuitbarstingen, diarree en vermoeidheid kan veroorzaken, hoewel dit nog niet definitief is bevestigd.
Patiënten van Voorkamp melden meer maag- en darmklachten bij de Pirola-variant. Ze benadrukt dat, ondanks de afwezigheid van luchtwegklachten, een coronatest de enige zekerheid biedt. Aangezien testen niet alomtegenwoordig zijn, kunnen mensen zich afvragen of oude testresultaten nog geldig zijn. Voorkamp adviseert dat bij een positieve test met bijbehorende klachten de uitslag als juist kan worden beschouwd. In het geval van een negatieve test en twijfel zijn voorzorgsmaatregelen, zoals afstand houden, regelmatig handen wassen en thuiswerken indien mogelijk, aan te bevelen.
Voorkamp benadrukt dat COVID-19 niet simpelweg een verkoudheid is en dat zelfs milde gevallen kunnen leiden tot post-COVID-klachten, zoals vermoeidheid, concentratieproblemen, kortademigheid, overprikkelbaarheid en hoofdpijn. Deze klachten kunnen maanden na de besmetting aanhouden. Ze wijst erop dat er momenteel nog geen oplossing is voor deze klachten, maar dat lopend onderzoek wordt uitgevoerd. Bij ernstige belemmeringen door deze klachten raadt ze aan contact op te nemen met organisaties zoals C-support of met de huisarts.
