Een felle juridische strijd ontvouwt zich over een geliefd stuk strand in Scheveningen, waar zowel een stichting als de gemeente beweren zeggenschap te hebben over een 200 meter lange strook die naar verluidt “ingepikt” is.
De kern van het geschil draait om een strandgedeelte van 200 meter, gelegen tussen de Noordboulevard en het Zwarte Pad. Hoewel het eigendom van het strand onbetwistbaar toebehoort aan de staat, wordt momenteel voor het gerechtshof betwist wie de rechtmatige huurder is. Vorige week vond het hoger beroep plaats in deze opmerkelijke zaak.
“De gemeente verhuurt iets wat ze niet bezit,” beweert Edwin Bijlstra, eigenaar van beachclub Oscars. De oorsprong van het geschil gaat bijna een halve eeuw terug, toen Scheveningen bekend stond om zijn ‘zeebaden’. Naast een exclusief privébad, waar welgestelde mensen ooit per koets de zee in werden gereden, bestond er een volkszeebad voor de gewone man, met kleedkamers, een garderobe en strandwachters. Toen dit volkszeebad in de jaren zeventig verliesgevend werd, droeg de gemeente de exploitatie over aan de Stichting tot Instandhouding Zeebad Scheveningen. Hoewel de zeebaden nu verleden tijd zijn, blijft de stichting bestaan en betaalt zij jaarlijks een bescheiden bedrag aan het Rijksvastgoedbedrijf voor het stuk strand. Bijlstra huurt op zijn beurt het strand van de stichting, waarop drie paviljoens – Patagonia Beach, Beachclub Soomers en Manta Beach – weer van hem huren. “Het is al sinds 1972 van de stichting,” aldus Bijlstra. “En nu beweert de gemeente opeens het tegenovergestelde.”
Deze verwarring leidde in 2019 tot een confrontatie, waarbij de gemeente aandrong op een nieuwe overeenkomst. Toen Bijlstra weigerde, stelde een extern bureau een huursom van 129.000 euro voor, wat leidde tot het beëindigen van de (vermeende) huurovereenkomst en een juridische strijd tussen de ondernemer en de gemeente. Na een uitspraak van de kantonrechter twee jaar geleden, waarbij de gemeente gelijk kreeg en Bijlstra twee ton aan achterstallige huur moest betalen, staan beide partijen opnieuw voor het gerecht.
De gemeente baseert haar standpunt op een huurovereenkomst met het Rijksvastgoedbedrijf uit 1986, die haar zeggenschap over het hele strand zou verlenen. Tijdens de recente zitting betoogde advocaat Hein Stroeve namens Bijlstra en de stichting echter dat deze claim ongegrond is. “De stichting is nooit op de hoogte gesteld van deze vermeende afspraak tussen de gemeente en de staat. Dat kan niet.”
Een ander twistpunt is de huursom uit 2019, waarbij advocaat Stroeve de onredelijkheid ervan benadrukte. “Het strandseizoen stond voor de deur. Mijn cliënt voelde zich onder druk gezet.” De gemeente verdedigt haar positie en stelt dat Bijlstra vrijwillig akkoord is gegaan met het bindend advies.
Met de belangen van beide partijen op het spel en een uitspraak van het hof op zijn vroegst op 19 maart, blijft de toekomst van dit betwiste stuk Schevenings strand voorlopig in nevelen gehuld.